De E429, ook wel bekend onder zijn nationale nummer A8, vormt de verbinding tussen Brussel en Rijsel,
via Doornik. Het tracé van de autosnelweg kwam midden jaren 1970 onder vuur te liggen, waarna Openbare Werken op zoek ging
naar een alternatieve route. Om budgettaire redenen vorderde de aanleg bijzonder traag. De indienststelling van het
sluitstuk liet op zich wachten tot het jaar 2000.
Snel naar: Besluitvorming en aanleg | Evolutie van het verkeer
Besluitvorming en aanleg
De A8 verscheen voor het eerst in het autosnelwegenprogramma van 1960
(kaart).
Toen al werd een eerste tracé vastgelegd. De verbinding zou de hoofdstad van ons land met Doornik
en Rijsel verbinden, maar via de A9 tevens met het zuiden van West-Vlaanderen. In 1971
belandde het project, meerbepaald het vak Anderlecht-Lennik, op het vijfjarenplan 1972-1976,
en een nieuw tracé werd op 5 januari 1972 bekrachtigd: vanaf de verkeerswisselaar van Anderlecht
doortrok de snelweg het Pajottenland, stak hij nabij Lessen de taalgrens over en begaf hij zich
richting Doornik, waar hij moest aansluiten op de Autoroute de Wallonie (E42).
Tracé van de A8 in het programma van 1972. |
|
De Oost-Vlaamse gemeenten zagen de A8 maar al te graag komen;
milieuverenigingen en politici in het Pajottenland daarentegen verzetten zich anno 1975 al
gedurende enkele jaren. Zij stelden een verbinding voor die een doortocht door hun regio ontweek:
een tracé parallel aan de rijksweg nr. 8 (de huidige N7 Halle-Doornik). Geen sprake van, antwoordde
minister van Openbare Werken
Jean Defraigne
in april 1975, want in dat geval verviel de directe verbinding met de hoofdstad
en daarmee ook de functie van de snelweg om zuidelijk Oost-Vlaanderen efficiënt te ontsluiten.
Het aanslepende verzet in Brabant dwong de minister om de werken te laten starten aan het andere
uiteinde: hij maakte de eerste kredieten vrij voor de bouw van de verkeerswisselaar te Doornik.
Het alternatieve tracé langs rijksweg nr. 8 kwam niet uit de lucht gevallen: op dat moment werd er
immers een expresweg aangelegd tussen Halle en Edingen, met de voornaamste bedoeling
de zonet vermelde rijksweg te ontlasten. Eind 1975 liet de minister dan toch een studie uitvoeren
met het doel het tracé van de A8 het Pajottenland te laten ontwijken. En zo geschiedde:
de in aanleg zijnde expresweg Halle-Edingen werd ingeschakeld in het A8-tracé. Een
aansluiting op de E19 te Halle zou echter het ruim opgezette knooppunt met de Brusselse grote ring,
in aanleg, compleet overbodig maken. Op Openbare Werken paste men daar echter een mouw aan: de nieuwe A8
moest op een afstand van vijf kilometer ten westen van de E19 naar Brussel lopen, en alsnog in Anderlecht
op de ring aansluiten.
Alternatief tracé van de A8, via Halle en Edingen. |
|
Aanleg van het knooppunt te Anderlecht (ca. 1975). |
|
De weg die op de verkeerswisselaar aansluit, is niet meer dan een antenne van de grote Brusselse ring R0.
De vierbaansweg eindigt abrupt aan het universitair ziekenhuis Erasme.
Links: Het knooppunt gezien vanuit het westen. Rechts: De R0 ter hoogte van Anderlecht. |
|
In 1976 werd deze optie verworpen door het Ministerieel Comité voor Vlaamse Aangelegenheden, dat advies
moest verstrekken omtrent de aanleg van de A8. Minister
Louis Olivier
kon dus niet anders dan besluiten dat "de verbinding Brussel-Doornik zal verwezenlijkt worden door
aansluiting op de autoweg E10 (dit is de huidige E19) in Halle van de thans in uitvoering zijnde snelverkeersweg
Halle-Edingen, die tevens verder door naar Doornik toe zal worden verlengd." De A8 werd dus geschrapt uit het
autosnelwegenprogramma en zou als expresweg worden aangelegd
(kaart). Oliviers opvolger,
Guy Mathot,
kwam op deze schrapping terug en deelde de nieuwe A8 bij koninklijk besluit van
16 november 1978 in bij de categorie der autosnelwegen; hieraan voegde hij op 19 juni
1979 het vak Halle-Edingen toe, dat op dat moment al in dienst genomen was.
Data van openstelling van de A8 Brussel-Doornik. |
wegvak |
openstelling |
N203a omleiding Halle |
1971 |
Halle - Edingen (Marcq) |
1978 |
Edingen (Marcq) - Lessen |
1990-1991 |
Lessen - Frasnes |
07/04/2000 |
Frasnes - Doornik |
1989 |
Nu het definitieve tracé vastlag, vroeg de omleiding om Halle om een oplossing. Deze was
op het moment van haar aanleg, tegelijk met de E19, natuurlijk niet voorzien op een
snelweg aan haar westelijke uiteinde. Op Openbare Werken dacht men eerst aan een
ondertunneling van de gelijkvloerse kruisingen, zeer tegen de zin van de stad Halle. Er
werden al omstreeks 1980 onteigeningen uitgevoerd, maar tot werkzaamheden kwam het
niet. Het Bestuur der Wegen onderzocht eerst nog een alternatief doorheen Waals-Brabant:
via een verbinding tussen Quenast en Haut-Ittre zou de A8 toch
op de E19 kunnen aansluiten én meteen de stad Halle in een ruime boog omzeilen.
De staatshervorming van 1980 strooide roet in het eten. De omleiding om Halle kon
niet meer omgevormd worden omdat de Vlaamse executieve een
bouwvergunning weigerde
af te leveren. En wat later, in mei 1981, moesten ook de plannen voor een
verbinding Quenast-Haut-Ittre begraven worden, want de Waalse
executieve
zag liever een tweebaansweg die de industriezones in het westen van Waals-Brabant kon ontsluiten - een
weg van provinciaal of zelfs lokaal belang dus, waarvoor de minister de verantwoordelijkheid
bijgevolg aan lagere overheden overliet. In 1985 deed Openbare Werken nog een laatste
poging bij de stad Halle, maar tevergeefs. Door de toename van het verkeer is de omleiding (N203a) een overbelaste weg,
die een aantal zwarte punten telt. Nu het Vlaams Gewest werk maakt van het systematisch wegwerken van deze punten,
heeft Halle eind 2007 het licht op groen gezet voor de omvorming van de N203 tot autosnelweg.
Een van de zwarte punten in de omleiding om Halle. |
|
De contestatie tegen de A8 bleef niet beperkt tot Vlaams- en Waals-Brabant, ook in
Henegouwen moest de snelweg het vergelden, niet zozeer vanuit politieke hoek, dan wel
vanuit de kringen van landbouwers en andere inwoners van de streek. De Waalse executieve
toonde zich hier wel gunstig ten aanzien van het voorziene tracé, zodat in 1980 de werken
tussen Doornik en Frasnes van start konden gaan.
Halverwege de jaren 1980 kreeg Openbare Werken een extra argument in de schoot
geworpen om de werkzaamheden aan de A8 voort te zetten. "Hij zal met name de kortste
autosnelwegverbinding vormen tussen de Europese hoofdstad en de tunnel onder het
Kanaal, die Frankrijk en Groot-Brittannië onlangs besloten hebben te bouwen." Het gaf
België, en vanaf 1989 het Waals Gewest, bovendien de mogelijkheid te azen op financiële
steun vanuit Europa om de snelweg af te werken. Op 7 april 2000 kon het laatste stuk,
tussen Lessen en Frasnes, voor het verkeer worden opengesteld. De twee gesloten tunnels
die het vak rijk is, maakten van de A8 een prestigeproject; zij waren niet nodig geweest
aangezien de snelweg er ook gewoon in uitgraving kon worden uitgevoerd.
Links: De Tunnel du Bois d'Houtaing. Rechts: De Tunnel de Rebaix. |
|
Relevante koninklijke besluiten
- 5 januari 1972 - Indeling van de
ontworpen openbare weg Brussel-Rijsel bij de categorie der autosnelwegen
- 16 november 1978 - Indeling van de
openbare weg Edingen-Doornik bij de categorie der autosnelwegen
- 19 juni 1979 - Indeling van de
openbare weg Halle-Edingen bij de categorie der autosnelwegen
- 24 oktober 1979 - Indeling van de
openbare weg Brussel-Rijsel bij de categorie der autosnelwegen
|
|