1. De opbouw van een nationaal wegennet (ca. 1700 - ca. 1940)
De aanzet
Tot een samenhangend netwerk van transportverbindingen over land werd in de
Zuidelijke Nederlanden de eerste aanzet gegeven in de achttiende eeuw. De uitbouw van
dit netwerk gebeurde in de vorm van steenwegen. Gewoonlijk verstaan we hieronder een
rechtlijnig en met kasseien verhard tracé dat twee steden met elkaar verbindt. Een ruimere definitie
laat toe de volledige lading te dekken: steenwegen (in het Frans 'chaussées') zijn wegen waarvan het
centrale gedeelte kunstmatig verhard is om het rijden te vergemakkelijken. Doorgaans bestond het wegdek
uit kasseien, maar in Hoog-België was het verkeer dermate gering dat eenvoudig steenslag meestal
kon volstaan.
Er waren al in de zestiende en zeventiende eeuw kleine stukken steenweg tot stand
gekomen, die uitstraalden van de steden naar het omliggende hinterland. Deze wegen
werden stukje bij beetje verlengd. De huidige N1 tussen Brussel en Antwerpen is op deze manier
tot stand gekomen, nog vóór de grote 'boomperiode' van de steenwegen.
De stuksgewijze constructie van de N1 Brussel-Antwerpen
Voor de kiemen van deze steenweg moeten we terug naar de zestiende en zeventiende eeuw.
De stad Antwerpen had omstreeks 1550 een verharde weg naar het gehucht Luithagen aangelegd, die
nadien systematisch verlengd werd tot Oude God en Kontich; vanuit Brussel kwam een steenweg naar Laken tot
stand. Mechelen begon in 1698 met het herstel van de reeds verharde weg naar Zemst, en nam tegelijkertijd
de bestrating van de aardeweg tussen Zemst, Vilvoorde en Drie Fonteinen voor zijn rekening. In 1704 gingen
de werken aan het verbindend gedeelte tussen Mechelen en Kontich van start onder leiding van de Staten van
Brabant. De resterende missing link tussen Laken en Drie Fonteinen werd afgewerkt op initiatief
van de beheerders van het Kanaal van Willebroek enerzijds en de stad Brussel anderzijds. Brussel en Antwerpen
werden in 1712 de eerste twee Belgische steden die door een steenweg met elkaar werden verbonden.
Bron: L. Genicot, 'Etudes sur la construction des routes en Belgique'.
Het netwerk van steenwegen rondom Brussel (ca. 1740). Volle lijnen geven de verbindingen
aan die vóór 1700 werden aangelegd, stippellijnen wijzen op verbindingen die dateren uit de periode 1700-1740.
Bron: L. Genicot, 'Etudes sur la construction des routes en Belgique'.
Toch kan de wegenbouw in de achttiende eeuw niet als
een loutere voortzetting van dit proces beschouwd worden. We kunnen wel degelijk een
merkbare versnelling constateren, die verband houdt met de evolutie naar een geïntegreerde
economische ruimte. Dit eeuwenlang proces verliep erg geleidelijk en werd verstoord
door crisissen zoals diegene waaruit onze gebieden in de eerste helft van de achttiende eeuw moeizaam
een uitweg zochten.
Ondanks de verregaande centralisering van de instellingen sinds de vijftiende eeuw, bleven
de oude vorstendommen bevoegd voor heel wat domeinen. De openbare werken waren er een van. Aan deze laatste had
de centrale overheid nooit geraakt, simpelweg omdat ze de behoefte ertoe nooit had gevoeld.
Ook elders werd vanaf de zeventiende eeuw een net van verharde wegen uitgebouwd. In het door absolute
vorsten geleide Frankrijk gebeurde dat op initiatief van de staat. In Engeland namen private maatschappijen
het voortouw: het systeem van turnpikes waaraan de staat in 1707 een wettelijk statuut verleende.
Het is moeilijk te achterhalen welke specifieke omstandigheden er in de latere Belgische gebieden
als 'trigger' hebben gewerkt. Het lijkt erop dat de wegenaanleg in de achttiende eeuw voornamelijk tot doel
had de toegang tot de stedelijke markten vanuit het omliggende platteland te bevorderen.
Bulktransport over lange afstand bleef gedurende deze eeuw via de kanalen en waterwegen
plaatsvinden.
Het beleid tijdens de
Spaanse Successieoorlog
(1700-1713) heeft een onmiskenbare invloed uitgeoefend. De Franse bezetter slaagde erin, vanuit
militaire en politieke motieven, de provinciale staten te overhalen om te starten met de bouw van
vier radiale verbindingen vanuit Brussel naar Antwerpen, Luik, Bergen en Gent.
De belabberde toestand van de bestaande wegen deed de nood aan nieuwe, verharde wegen gevoelen.
Verschillende van deze wegen waren al eerder gepland, maar nooit uitgevoerd. Ondanks de oorlogstoestand
werd in deze eerste twee decennia van de achttiende eeuw grote vooruitgang geboekt.
Ontwikkeling van het steenwegennet tussen 1704 en 1718. Klik op de afbeelding
voor een groter formaat. Bron: L. Genicot, 'Etudes sur la construction des routes en Belgique'.