| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Limburgse Noord-zuidverbinding heeft vanaf vroeg in de jaren 1970 onafgebroken onder kritiek gestaan. Lokale en nationale politici, experten, milieuverenigingen en buurtbewoners, al dan niet verenigd in een of ander actiecomité... Allen hebben zij geprobeerd om de besluitvorming naar hun hand te zetten. De strijd tussen pro's en contra's heeft zich bij momenten af op het scherpst van de snede afgespeeld, maar kan de uiteindelijke voltooiing van de verbinding (zij het weliswaar niet tot in Hoei, maar alleszins tot aan de E314) niet meer tegenhouden. De autosnelweg A24 Eindhoven - HoeiDe A24 werd in het begin van de jaren 1970 op het autosnelwegenprogramma (kaart) ingeschreven. In deze periode maakte het aanleggen van noord-zuid- en oost-westassen volgens een rasterpatroon sterk opgang. Op de A24 werd vanuit verschillende Limburgse gemeenten (vooral in het noorden van de provincie) sinds 1970 aangedrongen, om hun gebied te kunnen aansluiten op het Belgische (en Nederlandse) snelwegennet en op die manier nieuwe bedrijven en investeringen aan te trekken. De Limburgse Economische Raad, de provinciegouverneur en de Limburgse politici steunden dit initiatief ten volle. De toenmalige minister van Openbare Werken, Jos De Saeger, gaf gehoor aan het Limburgse verzoek, en belastte op 4 november 1971 de Intercommunale E39 met de aanleg van de snelweg, die ten noorden van Hasselt de ontdubbeling vormde van de rijksweg nr. 15 (de huidige N74/N715), en zich ten zuiden van de provinciehoofdplaats richting Sint-Truiden en Hoei begaf. Tevens voorzag de concessieuitbreiding van de intercommunale in vier oostwestverbindingen, de zogenaamde 'toevoerwegen', die als expresweg zouden worden uitgevoerd.
Om het definitieve tracé van de A24 vast te leggen, werden drie alternatieven bestudeerd: een eerste ten westen van Hasselt, een tweede tussen Hasselt en Genk, en een derde ten oosten van Genk. De natuurvereningingen in Limburg spraken zich bij monde van de Natuurbeschermingsactie Limburg (NAL) uit voor het oostelijk tracé, daar dit het minst natuurschennend bleek te zijn. Toch koos het ministerie uiteindelijk voor het middentracé, en legde dit vast bij koninklijk besluit van 24 januari 1973. Het oostelijk tracé, zo oordeelde men er, lag te ver van de grote verkeersstromen en industrieterreinen om rendabel te kunnen zijn. Overigens kreeg slechts het vak tussen de Nederlandse grens en Brustem (nabij Sint-Truiden) het statuut van autosnelweg. Er was reeds verzet gerezen in Haspengouw, en om hieraan tegemoet te komen - "De A24 vernietigt een van de beste landbouwstreken van het land" - vatte minister Alfred Califice het vak Brustem-Hoei op als expresweg. De rest van het tracé werd verantwoord met een verkeerstechnisch argument, namelijk de verzadiging van de bestaande rijksweg nr. 15 en de onmogelijkheid tot verbreding, en een economisch argument, zijnde de aansluiting van de Noord-Limburgse industriezones op het autosnelwegennet. Ook verdiende Sint-Truiden een verbinding met dit net. De Intercommunale E39 begon vervolgens met het opmaken van de eerste plannen, vreemd genoeg in het noorden van de provincie, waar het verkeer er het minst behoefte aan had, maar waar wel het grootst aantal voorstanders van de weg te vinden waren. Vermoed wordt dat de afwezigheid van protest in de noordelijke gemeenten de reden moet geweest zijn om de werken daar aan te vatten. Enkele natuurliefhebbers in Midden-Limburg vonden het tracé echter onaanvaardbaar: het sneed maar liefst vijf natuurgebieden doormidden. Zij richtten in 1974 het Aktiekomitee A24 op en trachtten door middel van informatievergaderingen en ludieke evenementen de bevolking voor hun standpunt te winnen. Afgezien van enkele figuren van de Volksunie en de BSP, zwichtten de Limburgse politici vooralsnog niet voor de eisen van het actiecomité. De protesten werden heviger vanaf 1975, toen de intercommunale de werkzaamheden aanvatte te Overpelt. Tal van kosten-batenanalyses zagen het licht. Hieronder het invloedrijke 'Kirschenrapport' dat weinig verkeerstechnische redenen vond om de A24 te realiseren. Het Aktiekomitee A24 wist steeds meer spelers uit het middenveld te overtuigen van zijn gelijk. Resultaat: onder impuls van landbouworganisaties (Boerenbond en andere), vond een tweede inkorting van het tracé plaats in 1976 (kaart): ten zuiden van Hasselt zou de in aanleg zijnde expresweg naar Sint-Truiden (nu N80) volstaan. Toch bleef de Limburgse provincieraad zich als een blok achter de realisatie van de weg scharen. In 1977 ging het actiecomité nog verder: een hongerstaking en het in brand steken van een in opbouw zijnde brug te Overpelt vormden vast en zeker de markantste acties die ooit tegen een autosnelweg werden ondernomen. Minister Guy Mathot slaagde er eind 1977 in de strijdende partijen tot bedaren te brengen. Hij degradeerde de gehele weg tot expresweg met het statuut van autoweg, en kortte het tracé in zodat het ten zuiden van Hechtel kon aantakken op de bestaande rijksweg. Het zag ernaar uit dat het actiecomité zijn doel bereikt had.
De omleiding om Hechtel-EkselLangzaam maar zeker vorderden de werken aan het vak van de Nederlandse grens tot het toegangscomplex op de grens tussen Eksel en Overpelt (Lindelsebaan). Van dit vak, opengesteld in 1981, telde het gedeelte van de Nederlandse grens tot de aansluiting van de N71 naar Lommel tweemaal twee rijstroken; van het gedeelte tot aan de Lindelsebaan werd enkel de westelijke rijbaan gebouwd, met één rijstrook in elke richting.
Het budgettair soberheidsbeleid van de jaren 1980, het opdoeken van de Intercommunale E39 (1982) en het faillissement van de aannemer maakten de verderzetting van de werken richting Hechtel-Eksel onmogelijk. Daarenboven had de staatshervorming van 1980 de Vlaamse executieve voortaan verantwoordelijk gesteld voor het afleveren van bouwvergunningen. De discussies laaiden weer op, ditmaal over de vraag of de Noord-zuidverbinding ten oosten (zoals voorzien) dan wel ten westen van het centrum van Hechtel moest komen te liggen. Genoot in 1982 nog de westelijke omleiding de voorkeur, in 1984 keerde men terug naar het oostelijk tracé van minister Mathot. In dat jaar leverde het Vlaams Gewest bouwvergunningen af voor de constructie van twee bruggen ten oosten van Hechtel. In 1987 volgde de bouwvergunning voor de aanleg van de omleiding, waarna de onteigenings- en aanbestedingsprocedures werden hervat. De bevoegde administraties mochten dit werk al gauw weer staken. De staatshervorming van 1988 voorzag een overheveling van Openbare Werken naar de gewesten. Johan Sauwens, die zich al tijdens zijn jonge jaren actief verzet had tegen de Noord-zuidverbinding, bekleedde vanaf 1989 de Vlaams ministerpost van Openbare Werken, en koos resoluut voor een optimalisering van de bestaande weg N715 doorheen Hechtel-Eksel en Houthalen-Helchteren. Een verkeersstudie in zijn opdracht had aangetoond dat het doorgaand verkeer op deze N715 te onbeduidend was om een nieuwe verbinding te realiseren. Maar Sauwens' opvolger, Theo Kelchtermans, altijd hevig voorstander van de Noord-zuid geweest, besloot al gauw de draad weer op te pikken. De omleiding om Hechtel-Eksel moest en zou er komen. De minister schreef een budget in in het rollend driejarenprogramma 1993-1995. Hij profileerde de aan te leggen verbinding niet langer in de eerste plaats als een 'aanbodgerichte' weg, zoals in de jaren 1970 het geval was (de A24 diende toen ter ontsluiting van Noord-Limburg en als 'investment trigger'). Nu kreeg het 'vraaggericht' karakter voorrang: de bestaande weg raakte langzaamaan overbelast en het verkeer had dus behoefte gekregen aan een omleiding. Zo gauw de beslissing tot aanleg gevallen was, zo snel stond het actiecomité van weleer (nu onder de naam 'Noord-zuid Nooit') weer paraat om de aanleg tegen te werken. Het comité kocht twee terreinen aan in Hechtel-Eksel (77 en 86 are groot) en verkavelde deze in duizend stukjes, die vervolgens verkocht werden aan ieder die er 1600 frank voor wilde betalen. Voorts trokken zij, met de steun van hun collega's van de NAL en groene politici uit de regio, de geldigheid van de in het verleden afgeleverde bouwvergunningen in twijfel, en werden onteigende huizen en een schooltje gekraakt.
Protest bleef andermaal niet uit. Deze keer waren het echter niet de groenen - zij hadden met de ondertunneling immers hun zin gekregen - maar de bewoners langs de N715. Het graven van tunnels zou hen met een jarenlange werf opzadelen, en zou voor veel handelszaken wel eens het einde kunnen betekenen. Er ontstond al gauw een draagvlak voor een nieuwe actiegroep: Om-Nu! pleitte resoluut voor de bouw van een omleidingsweg en trok zelfs als partij naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. Deze strategische zet leidde ertoe dat nu ook andere lokale partijen voor de omleiding gingen opteren. Het Ministerie bleef niet ongevoelig voor de problematiek. Peeters besliste in 2007 dat het resterende gedeelte van de Noord-zuid zal worden verwezenlijkt in twee fasen. De eerste fase, waarover unanimiteit bereikt is, houdt een omvorming in van de N715 tussen Hechtel-Eksel en de kern van Helchteren. Voor de tweede fase, de werkelijke passage van Houthalen-Helchteren, is een cruciale periode aangebroken. Een MER (milieueffectrapportage) heeft aangetoond dat beide alternatieven - tunnel en omleiding - evenwaardig zijn. Peeters' opvolger, Hilde Crevits, opteerde begin oktober 2008 voor de aanleg van een omleidingsweg, waarover in 2015 verkeer zou moeten rijden. Protest vanuit milieuhoek en vanuit het nabijgelegen Lillo bleef niet uit, en ook Europa moet nog zijn zegje doen over het voorliggend tracé. Zal de beslissing van Crevits uiteindelijk de 'definitieve' zijn (en blijven), of komt er aan de Noord-zuidsoap na bijna veertig jaar nog altijd geen einde?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||