|
Kortrijk - Ieper - Veurne |
|
De A19 vormt de zuidwestelijke schakel in de zogenaamde West-Vlaamse
autosnelwegendriehoek.
Op het gedeelte tussen de steden Kortrijk en Ieper reden begin jaren 1980 de eerste voertuigen. Het vak Ieper-Veurne echter
was in de loop van de jaren 1970 onder vuur komen te liggen, waardoor men nooit de concrete aanleg ervan heeft aangevat.
Snel naar: Besluitvorming en aanleg | Evolutie van het verkeer
Besluitvorming en aanleg
De snelweg Kortrijk-Veurne maakte in het autosnelwegenprogramma van 1960
(kaart) deel uit
van de A9 Brussel-westkust. Het tracé van deze snelweg, die in een snelle verbinding voorzag tussen
het zuiden van West-Vlaanderen en de hoofdstad, werd bij koninklijk besluit van 23 juni 1963 vastgelegd.
"Nieuwe opvattingen aangaande de conceptie van het algemeen autosnelwegennet" tijdens het begin van
Jos De Saegers
ministerschap
leidden tot een herzien wegontwerp, dat ten zuiden van Wevelgem van de A17 Doornik-Brugge aftakte en vanaf daar richting Menen en
Ieper liep (kaart van het autosnelwegenprogramma 1972).
Tracé van de A19 (toen A9) omstreeks 1971. De kleine zwarte bolletjes geven aan waar aansluitingen werden
voorzien; de grote gekleurde bollen duiden op verschillende types geplande neveninrichtingen (parkings, tankstations en restaurants). |
|
Minder ingrijpend was de aanpassing van maart 1972,
waarbij de A19 op de A17 zou aansluiten tussen Moorsele en Gullegem. Deze verschuiving naar het noorden was
doorgevoerd om de natuur in het Leiedal te sparen. Bij koninklijk besluit van 7 juli 1972 legde minister De Saeger
het tracé definitief vast. Dit veroorzaakte protest bij landbouwers en eigenaars van enkele op het tracé
gelegen bossen, maar hoewel de pers hen veel aandacht had geschonken, brachten zij de
aanleg van de A19 niet in het gedrang. Overigens was het aantal voorstanders nog steeds
veel groter: verschillende stadsbesturen en economische organisaties van de Westhoek
klaagden zelfs over de vertragingen die de uitvoering van de werken - de onteigeningen
startten in 1973 - opliep door de achtereenvolgende
kredietbeperkingen.
Niet alleen was de A19 nodig voor de economische ontsluiting van de regio, zo vonden zij, ook
diende de oude steenweg N8 nodig ontlast te worden, in het bijzonder in de doortocht van Menen.
De IVAW
(Intercommunale Vereniging voor de Autosnelwegen van West-Vlaanderen)
erkende deze behoefte en deed al het mogelijke om zo spoedig mogelijk
tot de uitvoering van het vak Kortrijk-Ieper over te gaan. De doortrekking naar Veurne
voorzag ze daarentegen pas als laatste fase van de
autosnelwegendriehoek. Het verkeerseconomisch nut van dit vak werd vanaf 1974 in toenemende mate in twijfel
getrokken. Zo meende volksvertegenwoordiger F. Vandamme dat de intensiteiten gemeten
tussen Ieper en Veurne te laag waren om de verdere aanleg van de A19 te verantwoorden. Minister
Alfred Califice
repliceerde met drie argumenten: een nieuwe verbinding naar de westkust
zou de E40 tussen Brussel en Oostende kunnen ontlasten tijdens de weekends, zij zou voorts
de economische stimulans geven die de doorkruiste streek zo nodig had, en per slot van
rekening ging het niet-afwerken van de A19 in tegen het principe van een 'gesloten
autosnelwegennet'.
Ook het
'Kirschenrapport'
(1975) nam de doortrekking op de korrel. De publicatie
van dit onderzoek kan aanleiding gevormd hebben tot het groeiende protest vanaf 1977.
Een aantal landbouwers en natuurbeschermers verenigde zich in het Westhoek
Autosnelwegenkomitee. Boerenorganisaties konden bekomen dat Ieper-Veurne slechts als
expresweg in het gewestplan werd ingetekend. En drie jaar later kwam een anti-A19-front tot stand,
dat de bevolking wilde sensibiliseren.
Terwijl de Kamer van Koophandel en Nijverheid Westhoek in november
1978 nog een betoging organiseerde voor de snelle realisering van het vak tussen Ieper en Kortrijk,
begon men het nut van een eventuele doortrekking naar Veurne zelfs bij de bouwheer IVAW te
betwijfelen. Een multicriteria-analyse gaf drie mogelijke oplossingen: een verbreding van
de N8 (toen rijksweg nr. 65) tot tweemaal twee rijstroken, een verdere doortrekking van de
A19 zoals oorspronkelijk gepland, of een combinatie waarbij de A19 ten noorden van Ieper
afboog naar de rijksweg. De IVAW koos voor de derde optie, maar kredieten voor de
uitvoering werden nooit vrijgegeven; zeker niet na de
afschaffing van de intercommunale
begin 1982. Het tracé van de autosnelweg bleef wel op het
gewestplan
bewaard. De Vlaamse regering-Leterme hakte in 2005 'definitief' de knoop door: de A19 wordt niet meer verlengd.
De brug aan het 'voorlopige' einde van de A19 te Ieper is nooit in gebruik genomen.
Links: De nutteloze brug en bijhorend zandlichaam. Rechts: Zicht op de oprit richting Kortrijk. |
|
De openstelling van het vak Kortrijk-Ieper gebeurde in twee fasen. Op 17 december
1980 werd de zuidelijke rijbaan in dienst genomen; de noordelijke rijbaan volgde op 17
november 1981.
Relevante koninklijke besluiten
- 7 juli 1972 - Indeling van de
ontworpen openbare weg Kortrijk-Veurne bij de categorie der autosnelwegen
- 23 november 1981 - Onderwerping van
de autosnelweg A19 (Kortrijk-Ieper-Veurne) vanaf de ring van Kortrijk tot de noorderring (RW. 990) te Ieper
aan het stelsel van de wet van 12 juli 1956 (statuut van de autosnelwegen)
|
|