1. De opbouw van een nationaal wegennet (ca. 1700 - ca. 1940)

Voorrang aan de spoorwegen (1850-1900)

De plotse ommekeer ten voordele van de spoorwegen kwam er pas halverwege de negentiende eeuw. De trein had inmiddels veel vooruitgang geboekt inzake kosten en efficiëntie, en zou het vervoermiddel van de toekomst worden. Staats- en privéspoorwegen werden parallel aan de steenwegen aangelegd, en aldus werd het verkeer voor de keuze gesteld. De overheid achtte bovendien het nationale wegennet zo goed als voltooid. Restte haar alleen nog de verfijning van de mazen en de integratie met het spoorwegennet. Dit gebeurde door de aanleg van toegangswegen tot de stations. Uiteraard leed het buurtwegennet niet in dezelfde mate onder de concurrentie met het spoor en bleef het van groot belang voor lokaal verkeer.

Een ander symptoom van de oriëntatie van het transportwezen op het spoor was de drastische daling van de tolopbrengsten. Wegen waarlangs inmiddels een spoorweg was aangelegd, lagen er desolaat bij. Niet verwonderlijk dat de Staat, in de geest van vrijhandel en in het spoor van de afschaffing van de stedelijke octrooien zes jaar eerder, in 1866 de wegentol op de rijkswegen afschafte. Dit, zo werd voorspeld, zou geen ernstige gevolgen hebben voor het budgettaire evenwicht. De provincies volgden nadien geleidelijk dit voorbeeld, en de concessiewegen werden systematisch door de Staat opgekocht (zie grafiek). Het rijkswegennet werd, vooral na 1880, verder uitgebreid met de overname en bestrating van buurtwegen en stadsboulevards. Bedoeling van de overheid was de bestaande vervoersmodaliteiten te centraliseren en op die manier een gecoördineerd transportbeleid te kunnen voeren.

Evolutie van de 'grande voirie' (km) in de periode 1830-1940. De continue stijging van de rijkswegencurve is na 1850 vooral te verklaren door de massale overname van geconcessioneerde wegen, provincie- en buurtwegen, eerder dan door de aanleg van nieuwe wegen.
Evolutie van de grande voirie

Een uitbreiding van het rijkswegennet impliceerde meer onderhoud, maar de financieringsmiddelen bleven ongewijzigd. Daardoor ging de kwaliteit van de wegen zienderogen achteruit. Nieuwe uitvindingen in de late negentiende eeuw brachten drastische veranderingen in het wegbeeld en in het wegbeheer met zich mee. De aanleg van gasleidingen, elektrische leidingen en openbare verlichting, telegraaf- en telefoonkabels en, vanaf 1885, de buurtspoorwegen, bemoeilijkten het onderhoud van de wegen, die niet langer exclusief terrein waren van de ingenieurs van Bruggen en Wegen. En in sommige agglomeraties was het zo druk geworden dat de behoefte aan voet- en fietspaden zich liet gevoelen.

Ontwikkeling van het steenwegennet: stand in 1880. Klik op de afbeelding voor een groter formaat. Bron: G. Placq, 'Le développement du réseau routier belge de 1830 à 1940'.
Ontwikkeling van het netwerk

« 'La grande époque' | Terug naar boven | Bronverantwoording | Opkomst van de automobiel »
Algemene wegenpolitiek vanaf de 18e eeuw en totstandkoming van het (autosnel)wegennet Besluitvorming en aanleg van de Belgische autosnelwegen Ontwikkeling van het autosnelwegennet jaar per jaar in kaart gebracht Links naar andere websites over wegen en infrastructuur Voor alle vragen, opmerkingen en suggesties Hét forum over weginfrastructuur en verkeer in België en Nederland