1. De opbouw van een nationaal wegennet (ca. 1700 - ca. 1940)
De 'Hollandse periode' (1815-1830)
Nadat de grootmachten in 1814 de Zuidelijke Nederlanden voorlopig onder hun hoede
hadden genomen, werd het oude systeem van de wegentol in ere hersteld. Toch betekende
dat niet meteen een terugkeer naar het beleid van openbare werken onder het Oostenrijks
gezag. In de eerste zes jaar van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd
geëxperimenteerd met verschillende modellen. Tussen 1816 en 1819 versterkte de jonge
staat het centralistisch model van de Fransen. Bleek dat dit niet houdbaar was, dan werd
overgeschakeld op de diametraal tegengestelde methode van decentralisatie: de Staat, in de
hoedanigheid van het orgaan Rijkswaterstaat, behield zich slechts een controlerende en
coördinerende rol voor.
In een derde fase (vanaf 1821) opteerde men voor een middenweg. Tegelijkertijd
werd een nieuwe categorisering van de wegen opgesteld, die zowel in Nederland als in
België nog tot in de twintigste eeuw werd gehandhaafd. De wegen van eerste klasse, van
nationaal of alleszins bovenprovinciaal belang, werden beheerd door Rijkswaterstaat;
daarnaast dienden de provincies zich te ontfermen over de wegen van tweede klasse. Het
bereikte evenwicht wierp al gauw vruchten af. Tussen 1815 en 1830 werd maar liefst 800
km aangelegd aan een nooit gezien tempo. Er werd jaarlijks gemiddeld
50,8 km wegenis aangelegd; onder de Oostenrijkers en de Fransen lag dit cijfer betrekkelijk
lager (28,7 km respectievelijk 12,2 km). Ook de private concessiehouders sprongen
mee op de kar: zij waren verantwoordelijk voor 30% van de in deze periode aangelegde
wegen.
Niet alleen ging men voort met het vullen van hiaten in het netwerk en de bestrating
van bestaande wegen, Brussel kreeg ook een volwaardig netwerk van verbindingen naar de
omliggende dorpen en steden. Verder kregen bepaalde regio's die voorheen geïsoleerd
waren gebleven (zoals de regio tussen Samber en Maas), aansluiting op het nationale
wegennet. Dit kan niet los worden gezien van de industriële ontwikkeling van deze
gebieden. Tot slot ging men over tot de aanleg van regionale wegen, dwarsverbindingen
die belangrijke nationale assen onderling verbonden, en gaf men verscheidene wegen een
moderner uiterlijk door het gebruik van
nieuwe technieken.
Na de onafhankelijkheidsverklaring in 1830 zou de Belgische staat de kennis en
de financiële en institutionele structuren overnemen en op sommige punten verbeteren.
Ontwikkeling van het steenwegennet in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Klik op de afbeelding
voor een groter formaat. Bron: L. Genicot, 'Etudes sur la construction des routes en Belgique'.